Vandaag is het

 

Home

|

Portfolio

|

Gallery

|

Gedichten

|

Boeken

|

Projecten

|

Nieuws

|

Quintessens

|

Nieuw - 2013 - 2014

|

Contact

 

Portfolio

 

 

De eerste jaren

Psyche en Mandala

Bolero in licht en beweging

Het verloren paradijs

Doodverf

 

 

        Welkom op de website van Clyde Roël Lo A Njoe.

 

Tussen donker en licht

DE EERSTE JAREN

De Surrealistische beweging openbaart zich op talloze manieren tussen 1920 en 1960. Het Surrealisme is een multidisciplinaire stroming binnen de moderne kunst, vooral in de literatuur en in de beeldende kunst, die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat ze schijnen, maar een bovenverstandelijke zin hebben:

"het Surrealisme wil de zuivere activiteit van de geest uitdrukken, geput uit zijn oorsprong, voordat hij op enigerlei wijze georganiseerd was; het legt zich toe op een soort uitbeelden van een visionaire wereld uit het onderbewustzijn, meestal van dingen zonder onderling verband."

Clyde R. Lo A Njoe ervaart een vanzelfsprekende geestverwantschap en lotsverbondenheid met de eerste meesters van deze fascinerende beweging. Vanaf het begin weerspiegelt het werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar Clyde R. Lo A Njoe affiniteit met de Surrealistische beweging. Deze benadering, in samenhang met zijn artistieke bewogenheid, is direct zichtbaar. Na 1960 groeit de waardering voor het Surrealisme. De werelden van de kunst, de wetenschap en de technologie komen tot de ontdekking dat de ludieke experimenten uit de eerste jaren en de intuïtieve op psychologische oriëntaties gefundeerde activiteiten een meer substantiële betekenis inhouden.

 

Men gaat beseffen dat zelfs het felle expressionisme en de koele, klinisch-analytische kunst in veel van hun essentiële aspecten kunnen worden herleid naar de automatische, misschien ietwat impulsieve en intuïtieve concepten uit de beginjaren van het Surrealisme. Clyde R. Lo A Njoe is met zijn eerste schilderijen en tekeningen, één van de voorlopers op datgene wat later het "Neo-Surrealisme" wordt genoemd. De psychologische achtergronden bij deze stroming vertonen in woord en beeld een andersgerichte benadering: maatschappijkritische en culturele dimensies verwerven door middel van een spectrum aan metaforen een nieuwe interpretatie. Zo verbeeldt deze stroming een eigen droomwereld van belevenissen en illusies.

De tekeningen vanaf 1978 en de schilderijenreeks uit de beginjaren 80 zijn qua techniek en stijl nog enigszins onbeholpen en stijfjes. Het valt echter op dat deze werken zijn gemaakt met een gedrevenheid om een ervaringswereld te projecteren die enerzijds vervuld is met lyrische esthetiek en anderzijds met een bijna morbide, van angsten vervulde schijnrealiteit. Het is vergelijkbaar met de mynotaurus-serie van Pablo Picasso, de vooroorlogse kunst van Max Ernst en de manisch-depressieve gedrevenheid van Edvard Munch en Salvador Dali. Tegelijkertijd - als een constante factor - bevestigt de serie tekeningen in sepia en Oostindische inkt de kwetsbaarheid van dezelfde kunstenaar, die met deze kunst meer als een man van taalbeeld dan van beeldtaal de wereld rondom hem tracht te interpreteren.

 

Belangrijke werken uit bovenstaande schilderijenreeks zijn:

·  "Recuerdos de Aruba" ("Herinneringen aan Aruba"), 1981

·  "The I-Spiders Cave" ("De Oogspinnen Grot"), 1981

·  "Het Hamlet-Syndroom", 1982

·  "The Birth of the Bird-dog", ("Geboorte van de Vogelhond"),1982-1983

·  "De Waterdrager", 1983

Het schilderij "De Waterdrager" geeft een kentering weer in de manier van uitvoering en interpretatie. De uitgangspunten echter, in samenhang met de artistieke bewogenheid van de kunstenaar, verschillen niet wezenlijk met voorgaande werken.

MANDALA EN PSYCHE

Tussen de streng geometrische werken, gerealiseerd tussen 1980 en 1987, is een aantal werken ontstaan dat als een pauze in het gehele werk de grenzen verkent van wat mogelijk is op het lineaire en grafische vlak. Tevens worden abstracte begrippen zoals symbolen en metaforen zichtbaar gemaakt. De serie tekeningen en prenten "De vlinder is de psyche" is bij uitstek een Lo A Njoe-achtige manier om de alledaagse werkelijkheid te verbeelden en naderhand ook in poëzie te verwoorden.

 

Het fenomeen "psyche" wordt mettertijd het concept om de diverse begrippen gestalte te kunnen verlenen welke direct met het Griekse woord "psyche" kunnen worden geassocieerd. Denk hier bijvoorbeeld aan "spiegel", "vlinder" en uiteraard "ziel". Terugblikkend een vrij logische ontwikkeling, omdat Clyde R. Lo A Njoe reeds in zijn eerste Surrealistische werken een psychologisch component tracht te ontdekken in datgene wat hij op papier en linnen weergeeft. Het is het als Orpheus diep neerdalen in de Hades: als het ware het ondergaan en projecteren van passies en emoties, die zich in het donker van de menselijke ziel manifesteren. Zo weerspiegelt zich onomwonden de eigen kwetsbaarheid maar ook de eigen kracht in overtuigende beelden. Op weg naar de voltooiing is elk kunstwerk een louteringsproces op zich; louterend in de zin van steeds opnieuw ontdekken en het verwerken van eigen passies en emoties. Vorm en figuratie worden begrijpelijk en aanvaardbaar voor de medetoeschouwer. Wanneer eigenaardige mandala's in de kristalheldere vorm van vlinderfiguren en Quipùcamacho-geometriek worden verwezenlijkt, ontdekt de kunstenaar dat elk kunstwerk bedoeld is om uiterst persoonlijke bewogenheid vast te leggen. De toeschouwer wordt de spiegel, -de donkere spiegel, die emoties weerkaatst- en vanuit de eigen interpretatie de "dingen achter de dingen" herkent en erkent.

 

Tengevolge van een persoonlijke, ingrijpende ervaring in Clyde Lo A Njoe's leven wordt het werk rond 1984 introverter. Dit ondanks de rijke kleurpracht die de toeschouwer menigmaal op het verkeerde been zet. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in de Quipù-serie: Deze serie is gebaseerd op de rekensystemen en symbolische organisatiestructuren van Quipùcamacho's (Peruviaanse opperpriesters in dienst van de Incakoning). In deze serie legt de kunstenaar de nadruk op een ingetogen, haast meditatieve sfeer. Het zijn werken die als de glas-in-lood ramen in een kathedraal het licht opvangen en deze vervolgens uitwaaieren over een fundament dat donker en mistroostig een niet geaccepteerde werkelijkheid symboliseert.

Ook in de later gedateerde prenten, bestemd voor de dichtbundel "Dansen" en in 1991-1992 bij het realiseren van de zogenoemde "lichtvensters", bestemd voor het logegebouw van de Vrijmetselaren in Den Haag, is het hoofdzakelijk zijn drijfveer om het fenomeen Licht te verbeelden, hoewel gebruikmakende van een andere stijl en vorm. In het laatst-genoemde kunstobject werd gewerkt met glas en ander transparant materiaal.

 

De Quipù-serie, bestaande uit een twintigtal pentekeningen wordt gekenmerkt door het veelvuldig gebruik van de primaire kleuren. De toepassing van de kleur wit verwerft in deze serie een geheel eigen dimensie. De toeschouwer wordt overtuigd van zijn bewogenheid om kleur en vorm te transformeren tot licht en transparantie. Zo slaagt hij erin om artistieke criteria te verheffen boven de alledaagse, zintuiglijke waarneming. Daarentegen zijn de laatste prenten, waaronder "Labyrinth", geheel uitgevoerd in de kleuren zwart, grijs en wit, met toevoeging van een gedempt rood. Het blijken subtiele meesterwerken te zijn, die een stille melancholie bevestigen. Tegelijkertijd wordt de toeschouwer geraakt door een soberheid, die juist door de zelfopgelegde beperking van vorm, beeld en koloriet, een nostalgie oproept die onverbrekelijk is verbonden met dit werk. Deze Quipù-serie vertelt nu eenmaal een verhaal van verloren en verwoeste cultuurverworvenheden.

In 1984 wordt de dichtbundel "Dansen-Baliamentu" uitgegeven door "In de Knipscheer" te Haarlem. De hispanist en filoloog van Antilliaanse afkomst Luìs H. Daal verzorgt de vertaling naar het Papiamentu. De prenten die in deze bundel zijn opgenomen zijn de eerste werken van Clyde R. Lo A Njoe, die in hun geometrische uitwerking concepten, ervaringen van allerlei soort, dromen en illusies gestalte verlenen. De toegepaste, geometrische structuren versterken de idee dat vorm en kleur worden omgezet in licht en beweging. Het gedicht "Bolero in licht en beweging" is feitelijk niets anders als het concept als zodanig, weergegeven in woord en sfeer.

 

Wanneer echter in 1985-1986 en in 1989 de bundels "Doodverf" en "Echolood" successievelijk worden uitgegeven is de kunstenaar gaandeweg teruggekeerd tot de fascinatie van de menselijke figuratie en de wereld van de levende natuur, die met korte onderbreking centraal hebben gestaan in zijn artistieke bewogenheid.

BOLERO IN LICHT EN BEWEGING
(De geometrische periode)

Tussen 1982 en 1987 -dwars door andere artistieke activiteiten heen- is Clyde R. Lo A Njoe op een haast conceptuele manier bezig om de geometrische vormentaal te integreren in zijn werk. De achtergronden hiervan zijn bekend. Reeds vanaf zijn jonge jaren is de kunstenaar bezig om geometrische vormen te verwerken tot menselijke figuren, dieren en overige onderwerpen uit de natuur.

 

Soms uiterst ludiek, maar over het algemeen met de ernst die bij het creatieve proces noodzakelijk is, ontstaan in de loop der jaren werken die gekarakteriseerd worden door deze geometrische dimensie. Eenvoudigweg zien we hoe ronde vormen de kwetsbaarheid van de natuur registreren, terwijl de overige geometrische vormen de dimensies van ruimte en perspectief weergeven. Op deze manier wordt de wiskundige wetmatigheid een vanzelfsprekend werktuig om de meer subjectieve criteria in de kunst substantie te verlenen. Wanneer Clyde R. Lo A Njoe in deze periode objecten uit de levende natuur geleidelijk loslaat, is duidelijk dat een overwegend analytische periode is aangebroken.
Het gaat in deze periode vooral om meer abstracte criteria, zoals de objectieve waarneming van licht en dit in samenhang met allerlei vormen van beweging. Het begrip beweging kan hierin beschouwd worden als mobiliteit en gelijktijdig als een concept om tijd en ruimte af te bakenen binnen een oneindig perspectief. Hierbij verwijzen wij naar de filosoof Bergson diens theorieën, dat deze twee filosofische criteria versmelten tot één begrip, dat wij objectief gesproken maar met één term kunnen duiden, namelijk "tijdruimtelijkheid". In de meeste van deze geometrische werken legt de kunstenaar bewust of onbewust de nadruk op het tijdloze en ruimteloze element. Zo ontstaan perspectiefloze dimensies binnen het platte vlak en het onderwerp wordt hierdoor gereduceerd tot etherische associaties met de alledaagse werkelijkheid. Het belang van andere zinvolle criteria wordt hierdoor ten overvloede bevestigd. Het gaat dus om het niet afbakenen van ruimtelijkheid. Het fenomeen Licht verheft het kunstobject boven de tijdsgebondenheid van de materie.

 

Objectief gesproken is niet elk kunstwerk uit deze serie volledig geslaagd in deze opzet. Meer dan eens ondervindt de toeschouwer al te nadrukkelijk de worsteling van de kunstenaar met het concept, en alles wat daarmee verband houdt. Niettemin mogen we vaststellen, dat in menig opzicht de kunstenaar op magistrale wijze is geslaagd in het realiseren van zijn conceptuele doelstellingen.

De serie van geometrische schilderijen, tekeningen, prenten en gouaches vindt haar weg over de hele wereld en veroorzaakt de nodige turbulentie. Zowel voor- als tegenstanders raken ervan doordrongen, dat een eigen, zoniet eigengereide kunstvorm is ontstaan die wel degelijk een bijdrage is aan de internationale kunst. Een aantal werken wordt op de Hannover Messe in de jaren '80 geëxposeerd. De geometrische periode beslaat een verscheidenheid in technieken en stijl die bij de gemiddelde kenner van Clyde R. Lo A Njoe's werk nog onbekend is. Behalve stillevens, de zogenaamde "De vlinder is de psyche"-serie, de "Quipù"-serie, een aantal pentekeningen, zijn er ook nog olieverfschilderijen, zoals "De Waterdrager" uit 1981 en "Café Espérance" uit 1982 en vanzelfsprekend de litho's uit de dichtbundel "Dansen" die de kunstliefhebber overtuigen van het geometrische concept. Enkele werken vinden hun weg naar het Caribisch gebied en Venezuela.

 

HET VERLOREN PARADIJS
(Ongeveer 1988 - heden)

Bijna terloops keert rond 1985 de menselijke figuratie weer terug in Clyde R. Lo A Njoe's werk. Het eerste voorbeeld hiervan is zijn eigenzinnige uitvoering van "De drie Gratiën": een olieverfschilderij met drie enorme vrouwenfiguren, die uitbundig van kleur en vorm, de toeschouwer zonder gêne in de ogen kijken. In deze fase ontstaat ook een aantal prenten die met name opvallen door het sobere gebruik van verschillende grijze nuanceringen in acryl en tempera. Stereotiepe thema's zoals bijvoorbeeld "De schilder en zijn model", eenvoudige stillevens en bloemencomposities worden gerealiseerd. Meer dan ooit tevoren zijn deze werken bedoeld om de werkelijkheid van de mens en zijn verbondenheid met de directe omgeving opnieuw te bevestigen. Compositorisch is het zoeken en ontdekken van een eigen oorspronkelijkheid het meest wezenlijke. Uiteindelijk na een lange weg van consequent experimenteren, regelmatig artistieke teleurstellingen verwerkend, vindt de kunstenaar zijn eigen signatuur. De kleuren zijn minder explosief en worden in de compositorische opbouw naast elkaar geplaatst zonder de ruimtelijkheid van het afgebeelde te verstoren. Het werk is evenwichtiger in zijn totaliteit, minder fragmentarisch, hoewel nog steeds de anecdote een rol van betekenis speelt. Hoewel de thematiek typisch westers mag worden genoemd, straalt het werk een exotische atmosfeer uit, die Clyde R. Lo A Njoe op geen enkele wijze kan onderdrukken. Dit is nu eenmaal één van de meest indringende kenmerken van zijn signatuur. Het is te zien dat de kunstenaar zich niet meer laat weerhouden om deze eigenheid te tonen. Het werk is hierdoor oprechter en profileert meer dan tevoren de bewogenheid van de mens met al wat leeft en al wat van waarde is in de alledaagse werkelijkheid.

 

Weliswaar een eigen werkelijkheid, maar poëtisch en overtuigend van innerlijke gedrevenheid. Men kan zich afvragen hoeveel invloed de grote projecten hebben gehad op deze opzienbare ontwikkeling. Men wordt getroffen door de intensivering en de ongeremde drang om vorm en kleur te transformeren tot een bijna grijpbare harmonie. Compositie vertolkt in lineaire opbouw en koloriet de tastbare werkelijkheid, terwijl de menselijke figuratie herkenbaar is als de mensen in onze directe omgeving. Deze baanbrekende ontplooiing wordt van 1988 tot 1991 onderbroken door een drietal opdrachten die Clyde R. Lo A Njoe aanvaardt en die voor eens en voor altijd zijn internationale manifestatie zullen bevestigen. Hierover meer in het kapittel "Astrolabische opdrachten".

 

Na 1992 vervolgt hij zijn werk in dezelfde lijn. Tussendoor echter, in 1988 en 1989 schrijft hij de dichtbundel "Echolood", maar tegelijkertijd zijn de gedichten een inspiratiebron voor nieuwe prenten, die geheel in de trant van de eerder voltooide schilderijen de sfeer met zich meedragen van verbondenheid en mededogen met de levende natuur. In al deze tekeningen staat de mens centraal. Hij is kwetsbaar, aanmatigend, superieur, maar onverbiddelijk evenzo vergankelijk als de overige elementen in de bestaande werkelijkheid. De kunstenaar "vereeuwigt", hoewel hij zich zeer bewust is van de ultieme beperkingen. Hij is doordrongen van het feit, dat zelfs de eeuwigheid een relatief begrip wordt, indien er geen sprake is van existentie, die tot het einde toe kan worden doorleefd. Een aantal van deze prenten kan regelrecht in verband worden gebracht met Clyde R. Lo A Njoe's vooropgezetheid om de verstrengeling, maar ook de "eigenheid", de identiteit van verscheidene culturen op de één of andere manier te profileren in beelden en symbolen. Deze zijn herkenbaar vanuit het "collectief onderbewuste". Zelfs het element kleur transformeert hierin tot een instrument om de meest primaire emoties weer te geven. Bijvoorbeeld: Rood staat voor vreugde, driften en bloed, maar ook voor vrijheid en onafhankelijkheid. Deze vertaalslag is één van de meest karakteristieke kenmerken van deze serie prenten en schilderijen.

 

Ze verwijzen naar een spectrum van emoties, passies, rationele beweegredenen en gevolgtrekkingen, die in deze dynamische wereld van kortstondige beleving ternauwernood de gelegenheid krijgt ten volle te worden doorgrond. Dat maakt deze serie prenten en schilderijen bijzonder delicaat en in hoge mate irreëel voor diegene, die de achtergronden niet kent, of misschien zelfs niet wenst te kennen. Men kan stellen, dat deze serie in alle opzichten verbonden is aan de poëzie, die in samenhang hiermee werd geschreven. Desondanks is ze in een breed kader de weerspiegeling van Clyde R. Lo A Njoe's optiek omtrent het artistiek verwerken van de Idee.

DOODVERF

In de dichtbundel "Doodverf" uitgegeven door "'t Kofschip" te Brussel in 1984, samen met Raoul M. Depuydt, Ton Luiting en Simon Vinkenoog, worden prenten van Lo A Njoe opgenomen. Deze signaleren deels de nieuwe ontwikkeling waarin de kunstenaar zich hoofdzakelijk richt op de centrale plaats die de mens zichzelf heeft toebedacht in de tastbare werkelijkheid. In het verlengde hiervan is de niet-tastbare dimensie ontegenzeggelijk de erkenning van vergankelijkheid en dood. In hoeverre mag de mens zich hiervan afhankelijk stellen, en is niet het bestaan op zich van fundamenteel belang?

 

Het zijn deze overwegingen, die Clyde R. Lo A Njoe's participatie aan deze bundel rechtvaardigen. De bundel "Doodverf" is eerder een verslag van het intens doorleven van de werkelijkheid, in plaats van de deprimerende en hopeloze, constante confrontatie met de eigen vergankelijkheid.
Gedichten als "Klein Credo" en "Het bos bij Wetzikon" zijn een overtuigende verwerking van dit gezamenlijke uitgangspunt. De vier dichters -met Ton Luiting als intermediair- konden elkaar snel vinden in deze benadering, die bij uitstek getuigt van optimisme, licht en levensblijheid. Zowel in Nederland als België werden meerdere voordrachts-avonden georganiseerd en de reacties strookten daadwerkelijk met de visie van de vier dichters. Clyde R. Lo A Njoe kent een bijzonder productieve periode tussen 1987 en 1999. De nieuw ontwikkelde these stimuleert de kunstenaar tot een ongebreidelde speurtocht naar nieuwe perspectieven. Elk schilderij gerealiseerd in deze periode heeft zijn eigen identiteit en is op zich weer de aanzet tot het volgende kunstwerk. Hij ontwikkelt een geheel eigen iconografie, die bovendien zeer herkenbaar en identificeerbaar is. Door toedoen van lezingen, persoonlijk gehouden voor het Haagsch Cultureel Trefpunt in Den Haag, in de jaren 1984-1985 ontdekt hij de cultuur van de Caiquétio-Indianen, de oorspronkelijke bewoners van de Caribische Eilanden en de Noordkust van Zuid-Amerika. Hij verdiept zich intensief in deze cultuur en mede dankzij de medewerking van de Venezolaanse en Colombiaanse regering beschikt hij op een gegeven moment over een rijk genuanceerde documentatie. Bovendien kan hij gebruik maken van de bevindingen die Prof. Versteeg op Aruba archeologisch ontdekt.
Het "Verloren Paradijs"-gevoel krijgt nu meer dan ooit een concrete basis met verantwoorde referentiekaders en traditionele of culturele verworvenheden, die zich op allerlei manieren in beeld en woord laten omzetten tot een "Nieuwe spiegel in de tijd".

 

Tezelfdertijd worden deze artistieke criteria in een reeks schilderijen vertolkt, die primair opvallen door hun dominante witte en grijze complexiteit. De witte tonen zijn de hoofdnuancering, afgewisseld met zachte grijze en okerkleurige facetten. Hij maakt subtiel gebruik van de geometrische vormen, die feitelijk meer bedoeld zijn om de ruimtelijkheid binnen deze werken te versterken, waardoor de beeltenis in haar totaliteit aan zuiverheid in directheid wint. Een goed voorbeeld van deze werken is het schilderij (paneel) zonder titel, dat de belevingswereld van het opgroeiende kind in alle fases weergeeft. Daarnaast pakt hij de eerder gebruikte thema's op, die hij met het brede diafragma van de recent verkregen kennis en inzichten een compleet nieuwe interpretatie toekent. Aldus realiseert Clyde R. Lo A Njoe zijn eigen "Witte Periode". Voorbeelden hiervan zijn "De terugkeer van Er", "Ariadne op de tijger", "Cerberus" en het drieluik "De Opgang". Al deze werken zijn tussen 1990 en 1993 gerealiseerd. Als vervolg op de thema's die hem bezighouden tijdens het publiceren van "Echolood", vindt een aantal schilderijen hun voltooiing, waarvan "Samenzijn", "De Navelstreng" en "Alice in Lop-Lop-Land" de meest opmerkelijke voorbeelden zijn.
Men zou het idee krijgen, dat alle ontwikkelingen bij Clyde R. Lo A Njoe plotseling naar boven komen drijven, alsof ze binnen een kort tijdsbestek zijn geconcipieerd om vervolgens meteen te worden toegepast. Niets is minder waar. De serie, met de Caiquétio-cultuur als uitgangspunt begint met eenvoudige schetsen en tal van tekeningen, die pas in 1999 en later worden uitgewerkt tot aanvaardbare kunstwerken.

 

Er zijn in deze periode drie hoofdthema's die parallel lopen: werken die verwijzen naar meer intieme, persoonlijke ervaringen, of die de reeds lang geconcipieerde ideeën omtrent "Echolood" en "Doodverf" kennen. Op de tweede plaats is de "Witte Periode" een hoofdmoot in de werken die deze jaren ontstaan. Men mag deze werken beschouwen als een doelgericht experiment, met een lyrische en gelijktijdig ludieke ondertoon, die de analytische ernst en de daadwerkelijke worsteling, van het wordingsproces tracht te relativeren. Tenslotte zijn er de schilderijen en prenten die zowel de Caiquétio-symboliek tot thema hebben als de werken die vanuit de dezelfde verwerking van koloriet en compositie andersoortige thema's als uitgangspunt hebben, maar niettemin expliciet de nieuwe "stijl" reflecteren die Clyde R. Lo A Njoe sinds 1980 zichzelf eigen heeft gemaakt. In 1992 en 1993 vervaardigt hij een 16-tal zogenaamde "Lichtvensters" voor het Logegebouw van de Vrijmetselaren in Den Haag. Het materiaal is doorschijnend polyester en lexaan. De vensters werden uitgezaagd tot voorstellingen, die alle op zich verwijzen naar de Vrijmetselaarssymboliek. Aangezien de dimensie Licht een overheersend aspect is in de Vrijmetselaarssymboliek werden de kunstobjecten zodanig vormgegeven, dat ze ten volle het daglicht toelaten en zowel naar binnen als naar buiten een groots feest in kleur manifesteren. In de avond wekt het geheel de indruk van glas-in-lood-ramen, een fenomeen dat de kunstenaar sinds zijn kinderjaren boeit en waarop hij nog lang niet is uitgekeken. Het is de bedoeling dat in de nabije toekomst een aantal werken in glas zullen worden vorm gegeven.

Home