Tussen donker en licht
DE EERSTE JAREN
De Surrealistische beweging openbaart zich op talloze
manieren tussen 1920 en 1960. Het Surrealisme is een multidisciplinaire
stroming binnen de moderne kunst, vooral in de literatuur en in de beeldende
kunst, die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat ze
schijnen, maar een bovenverstandelijke zin hebben:
"het
Surrealisme wil de zuivere activiteit van de geest uitdrukken, geput uit
zijn oorsprong, voordat hij op enigerlei wijze georganiseerd was; het legt
zich toe op een soort uitbeelden van een visionaire wereld uit het
onderbewustzijn, meestal van dingen zonder onderling verband."
Clyde R. Lo
A Njoe ervaart een vanzelfsprekende geestverwantschap en lotsverbondenheid
met de eerste meesters van deze fascinerende beweging. Vanaf het begin
weerspiegelt het werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar Clyde R. Lo A
Njoe affiniteit met de Surrealistische beweging. Deze benadering, in
samenhang met zijn artistieke bewogenheid, is direct zichtbaar. Na 1960
groeit de waardering voor het Surrealisme. De werelden van de kunst, de
wetenschap en de technologie komen tot de ontdekking dat de ludieke
experimenten uit de eerste jaren en de intuïtieve op psychologische
oriëntaties gefundeerde activiteiten een meer substantiële betekenis
inhouden.
|
Men
gaat beseffen dat zelfs het felle expressionisme en de koele,
klinisch-analytische kunst in veel van hun essentiële aspecten kunnen
worden herleid naar de automatische, misschien ietwat impulsieve en
intuïtieve concepten uit de beginjaren van het Surrealisme. Clyde R. Lo A
Njoe is met zijn eerste schilderijen en tekeningen, één van de voorlopers
op datgene wat later het "Neo-Surrealisme" wordt genoemd. De
psychologische achtergronden bij deze stroming vertonen in woord en beeld
een andersgerichte benadering: maatschappijkritische en culturele dimensies
verwerven door middel van een spectrum aan metaforen een nieuwe
interpretatie. Zo verbeeldt deze stroming een eigen droomwereld van
belevenissen en illusies.
De
tekeningen vanaf 1978 en de schilderijenreeks uit de beginjaren 80 zijn qua
techniek en stijl nog enigszins onbeholpen en stijfjes. Het valt echter op
dat deze werken zijn gemaakt met een gedrevenheid om een ervaringswereld te
projecteren die enerzijds vervuld is met lyrische esthetiek en anderzijds
met een bijna morbide, van angsten vervulde schijnrealiteit. Het is
vergelijkbaar met de mynotaurus-serie van Pablo Picasso, de vooroorlogse
kunst van Max Ernst en de manisch-depressieve gedrevenheid van Edvard Munch
en Salvador Dali. Tegelijkertijd - als een constante factor - bevestigt de
serie tekeningen in sepia en Oostindische inkt de kwetsbaarheid van
dezelfde kunstenaar, die met deze kunst meer als een man van taalbeeld dan
van beeldtaal de wereld rondom hem tracht te interpreteren.
|
Belangrijke
werken uit bovenstaande schilderijenreeks zijn:
· "Recuerdos de Aruba" ("Herinneringen aan
Aruba"), 1981
· "The I-Spiders Cave" ("De Oogspinnen
Grot"), 1981
· "Het Hamlet-Syndroom", 1982
· "The Birth of the Bird-dog", ("Geboorte
van de Vogelhond"),1982-1983
· "De Waterdrager", 1983
Het
schilderij "De Waterdrager" geeft een kentering weer in de manier
van uitvoering en interpretatie. De uitgangspunten echter, in samenhang met
de artistieke bewogenheid van de kunstenaar, verschillen niet wezenlijk met
voorgaande werken.
MANDALA EN PSYCHE
Tussen de
streng geometrische werken, gerealiseerd tussen 1980 en 1987, is een aantal
werken ontstaan dat als een pauze in het gehele werk de grenzen verkent van
wat mogelijk is op het lineaire en grafische vlak. Tevens worden abstracte
begrippen zoals symbolen en metaforen zichtbaar gemaakt. De serie
tekeningen en prenten "De vlinder is de psyche" is bij uitstek
een Lo A Njoe-achtige manier om de alledaagse werkelijkheid te verbeelden
en naderhand ook in poëzie te verwoorden.
|
Het
fenomeen "psyche" wordt mettertijd het concept om de diverse
begrippen gestalte te kunnen verlenen welke direct met het Griekse woord
"psyche" kunnen worden geassocieerd. Denk hier bijvoorbeeld aan
"spiegel", "vlinder" en uiteraard "ziel".
Terugblikkend een vrij logische ontwikkeling, omdat Clyde R. Lo A Njoe
reeds in zijn eerste Surrealistische werken een psychologisch component
tracht te ontdekken in datgene wat hij op papier en linnen weergeeft. Het
is het als Orpheus diep neerdalen in de Hades: als het ware het ondergaan
en projecteren van passies en emoties, die zich in het donker van de
menselijke ziel manifesteren. Zo weerspiegelt zich onomwonden de eigen
kwetsbaarheid maar ook de eigen kracht in overtuigende beelden. Op weg naar
de voltooiing is elk kunstwerk een louteringsproces op zich; louterend in
de zin van steeds opnieuw ontdekken en het verwerken van eigen passies en
emoties. Vorm en figuratie worden begrijpelijk en aanvaardbaar voor de
medetoeschouwer. Wanneer eigenaardige mandala's in de kristalheldere vorm
van vlinderfiguren en Quipùcamacho-geometriek worden verwezenlijkt, ontdekt
de kunstenaar dat elk kunstwerk bedoeld is om uiterst persoonlijke
bewogenheid vast te leggen. De toeschouwer wordt de spiegel, -de donkere
spiegel, die emoties weerkaatst- en vanuit de eigen interpretatie de
"dingen achter de dingen" herkent en erkent.
|
Tengevolge
van een persoonlijke, ingrijpende ervaring in Clyde Lo A Njoe's leven wordt
het werk rond 1984 introverter. Dit ondanks de rijke kleurpracht die de
toeschouwer menigmaal op het verkeerde been zet. Dit is bijvoorbeeld
zichtbaar in de Quipù-serie: Deze serie is gebaseerd op de rekensystemen en
symbolische organisatiestructuren van Quipùcamacho's (Peruviaanse
opperpriesters in dienst van de Incakoning). In deze serie legt de
kunstenaar de nadruk op een ingetogen, haast meditatieve sfeer. Het zijn
werken die als de glas-in-lood ramen in een kathedraal het licht opvangen
en deze vervolgens uitwaaieren over een fundament dat donker en mistroostig
een niet geaccepteerde werkelijkheid symboliseert.
Ook in de
later gedateerde prenten, bestemd voor de dichtbundel "Dansen" en
in 1991-1992 bij het realiseren van de zogenoemde
"lichtvensters", bestemd voor het logegebouw van de
Vrijmetselaren in Den Haag, is het hoofdzakelijk zijn drijfveer om het
fenomeen Licht te verbeelden, hoewel gebruikmakende van een andere stijl en
vorm. In het laatst-genoemde kunstobject werd gewerkt met glas en ander
transparant materiaal.
|
De
Quipù-serie, bestaande uit een twintigtal pentekeningen wordt gekenmerkt
door het veelvuldig gebruik van de primaire kleuren. De toepassing van de
kleur wit verwerft in deze serie een geheel eigen dimensie. De toeschouwer
wordt overtuigd van zijn bewogenheid om kleur en vorm te transformeren tot
licht en transparantie. Zo slaagt hij erin om artistieke criteria te
verheffen boven de alledaagse, zintuiglijke waarneming. Daarentegen zijn de
laatste prenten, waaronder "Labyrinth", geheel uitgevoerd in de
kleuren zwart, grijs en wit, met toevoeging van een gedempt rood. Het
blijken subtiele meesterwerken te zijn, die een stille melancholie
bevestigen. Tegelijkertijd wordt de toeschouwer geraakt door een soberheid,
die juist door de zelfopgelegde beperking van vorm, beeld en koloriet, een
nostalgie oproept die onverbrekelijk is verbonden met dit werk. Deze
Quipù-serie vertelt nu eenmaal een verhaal van verloren en verwoeste
cultuurverworvenheden.
In 1984
wordt de dichtbundel "Dansen-Baliamentu" uitgegeven door "In
de Knipscheer" te Haarlem. De hispanist en filoloog van Antilliaanse
afkomst Luìs H. Daal verzorgt de vertaling naar het Papiamentu. De prenten
die in deze bundel zijn opgenomen zijn de eerste werken van Clyde R. Lo A
Njoe, die in hun geometrische uitwerking concepten, ervaringen van allerlei
soort, dromen en illusies gestalte verlenen. De toegepaste, geometrische
structuren versterken de idee dat vorm en kleur worden omgezet in licht en
beweging. Het gedicht "Bolero in licht en beweging" is feitelijk
niets anders als het concept als zodanig, weergegeven in woord en sfeer.
|
Wanneer
echter in 1985-1986 en in 1989 de bundels "Doodverf" en
"Echolood" successievelijk worden uitgegeven is de kunstenaar gaandeweg
teruggekeerd tot de fascinatie van de menselijke figuratie en de wereld van
de levende natuur, die met korte onderbreking centraal hebben gestaan in
zijn artistieke bewogenheid.
BOLERO IN LICHT EN BEWEGING
(De geometrische periode)
Tussen 1982
en 1987 -dwars door andere artistieke activiteiten heen- is Clyde R. Lo A
Njoe op een haast conceptuele manier bezig om de geometrische vormentaal te
integreren in zijn werk. De achtergronden hiervan zijn bekend. Reeds vanaf
zijn jonge jaren is de kunstenaar bezig om geometrische vormen te verwerken
tot menselijke figuren, dieren en overige onderwerpen uit de natuur.
|
Soms
uiterst ludiek, maar over het algemeen met de ernst die bij het creatieve
proces noodzakelijk is, ontstaan in de loop der jaren werken die
gekarakteriseerd worden door deze geometrische dimensie. Eenvoudigweg zien
we hoe ronde vormen de kwetsbaarheid van de natuur registreren, terwijl de
overige geometrische vormen de dimensies van ruimte en perspectief
weergeven. Op deze manier wordt de wiskundige wetmatigheid een
vanzelfsprekend werktuig om de meer subjectieve criteria in de kunst
substantie te verlenen. Wanneer Clyde R. Lo A Njoe in deze periode objecten
uit de levende natuur geleidelijk loslaat, is duidelijk dat een overwegend
analytische periode is aangebroken.
Het gaat in deze periode vooral om meer abstracte
criteria, zoals de objectieve waarneming van licht en dit in samenhang met
allerlei vormen van beweging. Het begrip beweging kan hierin beschouwd
worden als mobiliteit en gelijktijdig als een concept om tijd en ruimte af
te bakenen binnen een oneindig perspectief. Hierbij verwijzen wij naar de
filosoof Bergson diens theorieën, dat deze twee filosofische criteria
versmelten tot één begrip, dat wij objectief gesproken maar met één term
kunnen duiden, namelijk "tijdruimtelijkheid". In de meeste van
deze geometrische werken legt de kunstenaar bewust of onbewust de nadruk op
het tijdloze en ruimteloze element. Zo ontstaan perspectiefloze dimensies
binnen het platte vlak en het onderwerp wordt hierdoor gereduceerd tot
etherische associaties met de alledaagse werkelijkheid. Het belang van
andere zinvolle criteria wordt hierdoor ten overvloede bevestigd. Het gaat
dus om het niet afbakenen van ruimtelijkheid. Het fenomeen Licht verheft
het kunstobject boven de tijdsgebondenheid van de materie.
|
Objectief
gesproken is niet elk kunstwerk uit deze serie volledig geslaagd in deze
opzet. Meer dan eens ondervindt de toeschouwer al te nadrukkelijk de
worsteling van de kunstenaar met het concept, en alles wat daarmee verband
houdt. Niettemin mogen we vaststellen, dat in menig opzicht de kunstenaar
op magistrale wijze is geslaagd in het realiseren van zijn conceptuele
doelstellingen.
De serie van
geometrische schilderijen, tekeningen, prenten en gouaches vindt haar weg
over de hele wereld en veroorzaakt de nodige turbulentie. Zowel voor- als
tegenstanders raken ervan doordrongen, dat een eigen, zoniet eigengereide
kunstvorm is ontstaan die wel degelijk een bijdrage is aan de internationale
kunst. Een aantal werken wordt op de Hannover Messe in de jaren '80
geëxposeerd. De geometrische periode beslaat een verscheidenheid in
technieken en stijl die bij de gemiddelde kenner van Clyde R. Lo A Njoe's
werk nog onbekend is. Behalve stillevens, de zogenaamde "De vlinder is
de psyche"-serie, de "Quipù"-serie, een aantal
pentekeningen, zijn er ook nog olieverfschilderijen, zoals "De
Waterdrager" uit 1981 en "Café Espérance" uit 1982 en
vanzelfsprekend de litho's uit de dichtbundel "Dansen" die de
kunstliefhebber overtuigen van het geometrische concept. Enkele werken
vinden hun weg naar het Caribisch gebied en Venezuela.
|
HET
VERLOREN PARADIJS
(Ongeveer 1988 - heden)
Bijna
terloops keert rond 1985 de menselijke figuratie weer terug in Clyde R. Lo
A Njoe's werk. Het eerste voorbeeld hiervan is zijn eigenzinnige uitvoering
van "De drie Gratiën": een olieverfschilderij met drie enorme
vrouwenfiguren, die uitbundig van kleur en vorm, de toeschouwer zonder gêne
in de ogen kijken. In deze fase ontstaat ook een aantal prenten die met
name opvallen door het sobere gebruik van verschillende grijze nuanceringen
in acryl en tempera. Stereotiepe thema's zoals bijvoorbeeld "De
schilder en zijn model", eenvoudige stillevens en bloemencomposities
worden gerealiseerd. Meer dan ooit tevoren zijn deze werken bedoeld om de
werkelijkheid van de mens en zijn verbondenheid met de directe omgeving
opnieuw te bevestigen. Compositorisch is het zoeken en ontdekken van een
eigen oorspronkelijkheid het meest wezenlijke. Uiteindelijk na een lange
weg van consequent experimenteren, regelmatig artistieke teleurstellingen
verwerkend, vindt de kunstenaar zijn eigen signatuur. De kleuren zijn
minder explosief en worden in de compositorische opbouw naast elkaar
geplaatst zonder de ruimtelijkheid van het afgebeelde te verstoren. Het
werk is evenwichtiger in zijn totaliteit, minder fragmentarisch, hoewel nog
steeds de anecdote een rol van betekenis speelt. Hoewel de thematiek
typisch westers mag worden genoemd, straalt het werk een exotische
atmosfeer uit, die Clyde R. Lo A Njoe op geen enkele wijze kan
onderdrukken. Dit is nu eenmaal één van de meest indringende kenmerken van
zijn signatuur. Het is te zien dat de kunstenaar zich niet meer laat
weerhouden om deze eigenheid te tonen. Het werk is hierdoor oprechter en
profileert meer dan tevoren de bewogenheid van de mens met al wat leeft en
al wat van waarde is in de alledaagse werkelijkheid.
|
Weliswaar
een eigen werkelijkheid, maar poëtisch en overtuigend van innerlijke gedrevenheid.
Men kan zich afvragen hoeveel invloed de grote projecten hebben gehad op
deze opzienbare ontwikkeling. Men wordt getroffen door de intensivering en
de ongeremde drang om vorm en kleur te transformeren tot een bijna
grijpbare harmonie. Compositie vertolkt in lineaire opbouw en koloriet de
tastbare werkelijkheid, terwijl de menselijke figuratie herkenbaar is als
de mensen in onze directe omgeving. Deze baanbrekende ontplooiing wordt van
1988 tot 1991 onderbroken door een drietal opdrachten die Clyde R. Lo A
Njoe aanvaardt en die voor eens en voor altijd zijn internationale
manifestatie zullen bevestigen. Hierover meer in het kapittel
"Astrolabische opdrachten".
|
Na
1992 vervolgt hij zijn werk in dezelfde lijn. Tussendoor echter, in 1988 en
1989 schrijft hij de dichtbundel "Echolood", maar tegelijkertijd
zijn de gedichten een inspiratiebron voor nieuwe prenten, die geheel in de
trant van de eerder voltooide schilderijen de sfeer met zich meedragen van
verbondenheid en mededogen met de levende natuur. In al deze tekeningen
staat de mens centraal. Hij is kwetsbaar, aanmatigend, superieur, maar
onverbiddelijk evenzo vergankelijk als de overige elementen in de bestaande
werkelijkheid. De kunstenaar "vereeuwigt", hoewel hij zich zeer
bewust is van de ultieme beperkingen. Hij is doordrongen van het feit, dat
zelfs de eeuwigheid een relatief begrip wordt, indien er geen sprake is van
existentie, die tot het einde toe kan worden doorleefd. Een aantal van deze
prenten kan regelrecht in verband worden gebracht met Clyde R. Lo A Njoe's
vooropgezetheid om de verstrengeling, maar ook de "eigenheid", de
identiteit van verscheidene culturen op de één of andere manier te
profileren in beelden en symbolen. Deze zijn herkenbaar vanuit het
"collectief onderbewuste". Zelfs het element kleur transformeert
hierin tot een instrument om de meest primaire emoties weer te geven.
Bijvoorbeeld: Rood staat voor vreugde, driften en bloed, maar ook voor
vrijheid en onafhankelijkheid. Deze vertaalslag is één van de meest
karakteristieke kenmerken van deze serie prenten en schilderijen.
|
Ze
verwijzen naar een spectrum van emoties, passies, rationele beweegredenen
en gevolgtrekkingen, die in deze dynamische wereld van kortstondige
beleving ternauwernood de gelegenheid krijgt ten volle te worden doorgrond.
Dat maakt deze serie prenten en schilderijen bijzonder delicaat en in hoge
mate irreëel voor diegene, die de achtergronden niet kent, of misschien
zelfs niet wenst te kennen. Men kan stellen, dat deze serie in alle
opzichten verbonden is aan de poëzie, die in samenhang hiermee werd
geschreven. Desondanks is ze in een breed kader de weerspiegeling van Clyde
R. Lo A Njoe's optiek omtrent het artistiek verwerken van de Idee.
DOODVERF
In de
dichtbundel "Doodverf" uitgegeven door "'t Kofschip" te
Brussel in 1984, samen met Raoul M. Depuydt, Ton Luiting en Simon
Vinkenoog, worden prenten van Lo A Njoe opgenomen. Deze signaleren deels de
nieuwe ontwikkeling waarin de kunstenaar zich hoofdzakelijk richt op de
centrale plaats die de mens zichzelf heeft toebedacht in de tastbare
werkelijkheid. In het verlengde hiervan is de niet-tastbare dimensie
ontegenzeggelijk de erkenning van vergankelijkheid en dood. In hoeverre mag
de mens zich hiervan afhankelijk stellen, en is niet het bestaan op zich
van fundamenteel belang?
|
Het
zijn deze overwegingen, die Clyde R. Lo A Njoe's participatie aan deze
bundel rechtvaardigen. De bundel "Doodverf" is eerder een verslag
van het intens doorleven van de werkelijkheid, in plaats van de
deprimerende en hopeloze, constante confrontatie met de eigen
vergankelijkheid.
Gedichten als "Klein Credo" en "Het
bos bij Wetzikon" zijn een overtuigende verwerking van dit
gezamenlijke uitgangspunt. De vier dichters -met Ton Luiting als
intermediair- konden elkaar snel vinden in deze benadering, die bij uitstek
getuigt van optimisme, licht en levensblijheid. Zowel in Nederland als
België werden meerdere voordrachts-avonden georganiseerd en de reacties
strookten daadwerkelijk met de visie van de vier dichters. Clyde R. Lo A
Njoe kent een bijzonder productieve periode tussen 1987 en 1999. De nieuw
ontwikkelde these stimuleert de kunstenaar tot een ongebreidelde speurtocht
naar nieuwe perspectieven. Elk schilderij gerealiseerd in deze periode
heeft zijn eigen identiteit en is op zich weer de aanzet tot het volgende
kunstwerk. Hij ontwikkelt een geheel eigen iconografie, die bovendien zeer
herkenbaar en identificeerbaar is. Door toedoen van lezingen, persoonlijk
gehouden voor het Haagsch Cultureel Trefpunt in Den Haag, in de jaren
1984-1985 ontdekt hij de cultuur van de Caiquétio-Indianen, de
oorspronkelijke bewoners van de Caribische Eilanden en de Noordkust van
Zuid-Amerika. Hij verdiept zich intensief in deze cultuur en mede dankzij
de medewerking van de Venezolaanse en Colombiaanse regering beschikt hij op
een gegeven moment over een rijk genuanceerde documentatie. Bovendien kan
hij gebruik maken van de bevindingen die Prof. Versteeg op Aruba archeologisch
ontdekt.
Het "Verloren Paradijs"-gevoel krijgt nu
meer dan ooit een concrete basis met verantwoorde referentiekaders en
traditionele of culturele verworvenheden, die zich op allerlei manieren in
beeld en woord laten omzetten tot een "Nieuwe spiegel in de
tijd".
|
Tezelfdertijd
worden deze artistieke criteria in een reeks schilderijen vertolkt, die
primair opvallen door hun dominante witte en grijze complexiteit. De witte
tonen zijn de hoofdnuancering, afgewisseld met zachte grijze en
okerkleurige facetten. Hij maakt subtiel gebruik van de geometrische
vormen, die feitelijk meer bedoeld zijn om de ruimtelijkheid binnen deze
werken te versterken, waardoor de beeltenis in haar totaliteit aan
zuiverheid in directheid wint. Een goed voorbeeld van deze werken is het
schilderij (paneel) zonder titel, dat de belevingswereld van het
opgroeiende kind in alle fases weergeeft. Daarnaast pakt hij de eerder
gebruikte thema's op, die hij met het brede diafragma van de recent
verkregen kennis en inzichten een compleet nieuwe interpretatie toekent.
Aldus realiseert Clyde R. Lo A Njoe zijn eigen "Witte Periode".
Voorbeelden hiervan zijn "De terugkeer van Er", "Ariadne op
de tijger", "Cerberus" en het drieluik "De Opgang".
Al deze werken zijn tussen 1990 en 1993 gerealiseerd. Als vervolg op de
thema's die hem bezighouden tijdens het publiceren van
"Echolood", vindt een aantal schilderijen hun voltooiing, waarvan
"Samenzijn", "De Navelstreng" en "Alice in
Lop-Lop-Land" de meest opmerkelijke voorbeelden zijn.
Men zou het idee krijgen, dat alle ontwikkelingen
bij Clyde R. Lo A Njoe plotseling naar boven komen drijven, alsof ze binnen
een kort tijdsbestek zijn geconcipieerd om vervolgens meteen te worden
toegepast. Niets is minder waar. De serie, met de Caiquétio-cultuur als uitgangspunt
begint met eenvoudige schetsen en tal van tekeningen, die pas in 1999 en
later worden uitgewerkt tot aanvaardbare kunstwerken.
|
Er
zijn in deze periode drie hoofdthema's die parallel lopen: werken die
verwijzen naar meer intieme, persoonlijke ervaringen, of die de reeds lang
geconcipieerde ideeën omtrent "Echolood" en "Doodverf"
kennen. Op de tweede plaats is de "Witte Periode" een hoofdmoot
in de werken die deze jaren ontstaan. Men mag deze werken beschouwen als
een doelgericht experiment, met een lyrische en gelijktijdig ludieke
ondertoon, die de analytische ernst en de daadwerkelijke worsteling, van
het wordingsproces tracht te relativeren. Tenslotte zijn er de schilderijen
en prenten die zowel de Caiquétio-symboliek tot thema hebben als de werken
die vanuit de dezelfde verwerking van koloriet en compositie andersoortige
thema's als uitgangspunt hebben, maar niettemin expliciet de nieuwe
"stijl" reflecteren die Clyde R. Lo A Njoe sinds 1980 zichzelf
eigen heeft gemaakt. In 1992 en 1993 vervaardigt hij een 16-tal zogenaamde
"Lichtvensters" voor het Logegebouw van de Vrijmetselaren in Den
Haag. Het materiaal is doorschijnend polyester en lexaan. De vensters
werden uitgezaagd tot voorstellingen, die alle op zich verwijzen naar de
Vrijmetselaarssymboliek. Aangezien de dimensie Licht een overheersend
aspect is in de Vrijmetselaarssymboliek werden de kunstobjecten zodanig
vormgegeven, dat ze ten volle het daglicht toelaten en zowel naar binnen
als naar buiten een groots feest in kleur manifesteren. In de avond wekt
het geheel de indruk van glas-in-lood-ramen, een fenomeen dat de kunstenaar
sinds zijn kinderjaren boeit en waarop hij nog lang niet is uitgekeken. Het
is de bedoeling dat in de nabije toekomst een aantal werken in glas zullen
worden vorm gegeven.
|
Home
|
|