Klein Credo.

I

Maar vaag onderscheidde hij de gestalte
die bij de bloeiende rozenperken stond.
Hij hoorde zacht prevelen:
-"vandaar zal Hij komen oordelen,
de levenden en de doden"-
Hij kon het toch niet zijn
die tot tweemaal toe geoordeeld werd?
Hij was toch immers
die levend en wel
de dag daarvoor opstond uit de dood?
Over het water klonk een torenklok.
-Drie slagen voor het hele middaguur.-
En opnieuw zag hij de beelden
met wijzers die wetmatig doordraaiden
zonder een teken van één levend wezen.
En zij voegden zich aaneen
als het schimmenspel van een toverlantaarn,
dat het reisverslag
van een schijndode projecteerde.

Verder
Copyright ©C.R. Lo A Njoe '03